Betekenis 'Kaak'

Je hebt gezocht op het woord: Kaak.

1kaak (de; v(m); meervoud: kaken) 1de botten rondom de mondspleet2kaakbeen: onderkaak, bovenkaak 2kaak (de; v(m); meervoud: kaken) 1schandpaal: misstanden aan de kaak stellen hekelen ka·ken (kaakte, heeft gekaakt) 1(haring) door middel van een insnijding ontdoen van een deel van de ingewanden

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.