Betekenis 'weken'

Je hebt gezocht op het woord: weken.

1week (bijvoeglijk naamwoord; vergrotende trap: weker, overtreffende trap: weekst) 1niet hard; = zacht2zonder weerstandsvermogen; = slap, zwak3teergevoelig: een week hart 2week (de; v(m)) 1het weken: iets in de week leggen (a) in een vloeistof leggen om te weken; (b) alvast ter sprake brengen om er later op terug te komen 3week (de; v(m); meervoud: weken) 1periode van zeven dagen: door de week niet in het weekend; week in, week uit doorlopend we·ken (weekte, heeft geweekt) 1week, zacht maken: stokvis weken in water wij·ken (week, is geweken) 1achteruitgaan, uit de weg gaan; = vluchten: van geen wijken weten onverzettelijk standhouden; het gevaar is geweken bestaat niet meer2niet in horizontale of verticale richting lopen: de muren wijken3verdwijnen: deze huizen moeten wijken voor nieuwbouw

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.