Betekenis 'steek'

Je hebt gezocht op het woord: steek.

1steek (de; m; meervoud: steken) 1het steken, m.n. met een puntig voorwerp: messteek2prik van een insect3bedekte hatelijke toespeling: iem. een steek onder water geven4korte pijnaanval: een steek in de zij5doorhaling met de naald: breisteek; een steek laten vallen (a) een lusje van de breipen laten glijden; (b) een foutje maken; aan hem is een steekje los hij is een beetje gek6(scheepvaart) knoop, worpiem. in de steek laten niet meer naar hem of haar omzien; mijn geheugen laat me in de steek ik herinner het me niet goed; geen steek niets 2steek (de; m; meervoud: steken) 1hoofddeksel waarvan de rand is opgeslagen ste·ken (stak, heeft gestoken) 1met een puntig voorwerp een steek geven2pijn veroorzaken: de wond begint te steken; dat steekt hem daarin voelt hij zich tekortgedaan3uitgraven: turf, asperges steken4stoppen, bergen: in zijn zak steken; geld in iets steken beleggen; zijn neus ergens in steken zich ermee bemoeien5plaatsen, brengen, zetten: iets in brand steken6zich steken zich brengen, zich begeven; zich in het nieuw steken nieuwe kleren kopen7vastzitten in iets; verkeren, zich bevinden in: de sleutel steekt in het slot; in de modder blijven steken; het steekt niet zo nauw het komt er niet zo precies op aan

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.